De koempels van het mijnverleden
Hebben we het over de industriële geschiedenis van Limburg, dan moet het mijnverleden voorbijkomen. Ruim een eeuw lang werd steenkool gewonnen in het ondergrondse Limburg, totdat bijna iedereen in de ‘koel’ werkte. Deze mannen werden ook wel ‘koempels’ genoemd. Dit klinkt misschien heel gezellig, maar het mijnverleden van Limburg is behalve lucratief ook behoorlijk duister. En niet alleen omdat het onder de grond plaatsvond.
Geschiedenis van de Limburgse mijnindustrie
Het is niet duidelijk wanneer voor het eerst steenkool werd gewonnen in Limburg. Wat we wel weten, is dat er al vanaf de twaalfde eeuw steenkool werd gedolven in open groeves. Dit werd gedaan door kloosterlingen. Hier kwamen ze al snel veel problemen tegen met grondwater en luchtcirculatie, waardoor de kloostermijnen financieel gezien niet veel opbrachten. Pas eeuwen later, rond 1860, kon op grotere schaal worden geboord. Enkele jaren later, vanaf het einde van de negentiende eeuw, zien we een echte mijnindustrie ontstaan. Vanwege de industrialisering nam de behoefte aan steenkool toen sterk toe.
Vanwege de sterk toenemende mijnindustrie veranderde Zuid-Limburg snel. Waar het eerst bestond uit voornamelijk boerendorpen, werd het al snel het drukbevolkte industriële centrum van Nederland. Ook het aantal mijnwerkers groeide flink: van 424 in 1895 tot 17.000 in 1913. In de jaren 50 van de vorige eeuw werkte bijna iedereen in de mijn, op 700 meter diepte. Vlak daarna ging het snel bergaf met de mijnindustrie. Steenkolen uit Afrika en Amerika waren veel goedkoper en nieuwe energiebronnen zoals aardgas en olie werden ingezet. In 1974 sloot uiteindelijk de laatste mijn. Tegenwoordig zijn er nog twee mijnschachten over, in Heerlen en Kerkrade.
Onder de grond heerste een groot kameraadschap onder de koempels, maar met mijnwerken gingen ook een hoop problemen gepaard. Hoewel de Limburgse mijnen bekend stonden als de veiligste en meest vooruitstrevende qua nieuwe uitvindingen en ontwikkelingen, werden de meeste mijnwerkers niet oud. Vanwege de stof die zij constant inademden waren longziektes niet zeldzaam. Ook bleef het werk gevaarlijk door gevaar voor instortingen en gasexplosies.
Ga op ontdekking in het mijnverleden
Hoewel bijna alle mijnen tegenwoordig gesloten zijn, zijn er nog een aantal plekken waar je het mijnverleden kunt herbeleven:
Steenkolenmijn Valkenburg
Ga samen met een echte koempel op pad in de ondergrondse wereld van de Limburgse mijngeschiedenis. Je leert alles over de technieken die werden gebruikt en het leven van een mijnwerker. Door het nabootsen van echte situaties en zelfs geluiden van toen komt het mijnverleden helemaal tot leven.
Het Nederlands Mijnmuseum
In Heerlen vind je het Nederlands mijnmuseum, waar vroeger de Oranje Nassaumijn gevestigd was. Je leert hier alles over het ondergrondse én bovengrondse mijnverleden van Limburg.
Schacht Nulland
Schacht Nulland is onderdeel van de Domaniale Mijn in Kerkrade, de oudste steenkolenmijn van Nederland. Het mijnmonument was ooit een ventilatieschacht van 249 meter diep. De schacht is inmiddels opgeknapt en functioneert als museum, waar je rondleidingen kunt krijgen door het mijnverleden.
Woordenschat van de mijnen
De mijnindustrie in Limburg ging gepaard met een echte cultuur, waaronder ook een eigen taal. Een spoedcursus:
Koel: Mijn
Koempel: Mijnwerker, afkomstig van het Duitse Kumpel wat ‘vriend’ betekent
Kolonie: Arbeiderswijken voor mijnwerkers
Glück auf: De traditionele mijnwerkersgroet
Poekelen: Stof afschrobben na een dag werken
Bottere: Schaften
Boemelsjiech: Ongeoorloofd verlof
Moekefoek: De ondergrondse koffie die werd gedronken
Broenkoale: Kolen met minder koolstof gehalte dan het zwarte antraciet
Kolensjlaam: Kolenslik, een minderwaardige brandstof gemaakt van het gruis uit de kolenwasserij